Het oudste aandeel ter wereld
Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) 1606
Slechts
4 aandeel bestaan. De één hier getoond is het enige in particulier eigendom.
Het
is afgegeven door de meest belangrijke kamer van de VOC, Amsterdam, bekleedt handtekeningen
van belangrijke personen en zich in een zeer goede conditie.
Dit aandeel geïnspireerd
ook het plot van het filmbedrijf “ Oceans twelve ”.
English Version here deutsche Version hier
Afbeelding
1): Nederlandse Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) |
Contact met de eigenaars: [email protected]
Herkomst Geschiedenis Literatur
Het oudste aandeel ter wereld
Herkomst:
Zoals aangetoond
kon worden, bevindt het hier afgebeelde stuk zich sedert ettelijke decennia in
verzamelaarsbezit. Bij het verwerven van het hier afgebeelde aandeel kon de jonge
verzamelaar (en latere auteur) nog niet weten dat zijn "nonvaleur" zich
eens tot een unicum zou ontwikkelen; zijn interesse ging uit naar alle waardepapieren
die het begin van de naamloze vennootschappen illustreerden. Tot het begin van
de jaren '60 vermoedde over het algemeen niemand dat oude aandelen, die de naam
hadden niets waard te zijn, vandaar in het beursjargon ook nonvaleurs genoemd,
ooit een tweede leven zouden beginnen. In de regel werden ze vergeten en om redenen
van plaatsgebrek of bij verhuizingen vernietigd.
De eerste veilingen van
historische waardepapieren ter wereld hadden in Duitsland vanaf het midden van
de jaren '70 plaats. In de eerste jaren van de verzameltak van de scripofilie
werden beginnende pogingen tot catalogisering ondernomen, internet of faxtoestellen
bestonden nog niet. Informatie werd van verzamelaar tot verzamelaar op bijeenkomsten
en in het kader van veilingen uitgewisseld.
Het was een tijd waarin afzonderlijke
stukken ofwel heel snel massaproducten werden ofwel voor onbepaalde tijd uniek
konden blijven, alles was mogelijk.
De kleine verzamelaarsgemeenschap kende
elkaar, elk jaar doken er nieuwe papieren op, maar de transparantie was gebrekkig
en dus schommelde ook de prijsvorming nog erg.
Na twee jaar opzoekingswerk
liet de verzamelaar op basis van de toenemende transparantie in het jaar 1985
door een deskundige een attest voor zijn VOC-aandeel opstellen.
Na nog twee
jaar kon hij er inderdaad van uitgaan dat, naast het bekende, tweede aandeel van
de VOC (in het bezit van de Amsterdamse Beurs) en andere obligaties van de maatschappij,
zijn stuk wellicht het oudste aandeel ter wereld is.
Trots presenteerde hij
daarop in 1987 tijdens een tv-uitzending over de jonge discipline van de scripofilie
onder andere ook zijn intussen beste stuk. In die uitzending werden aan de hand
van voorbeelden uit twee collecties Duitse, Zuid-Amerikaanse en Nederlandse waardepapieren
met hun bezitters aan de openbaarheid voorgesteld.
Om ouderdomsredenen werd
de verzameling in 1999 opgeheven. Ook het aandeel van de VOC wisselde toen voor
het eerst van eigenaar. Voordien werd een kopie van het document aan de expert
voor het domein VOC, de heer Dr. Lodewijk Wagenaar van het Amsterdams Historisch
Museum, voorgelegd. Hem was het stuk niet bekend en hij was meteen bereid een
passende beschrijving ervan en een vertaling van het 17de-eeuws Nederlands op
te stellen alsook een catalogusbeschrijving te vervaardigen, mocht het document
geveild worden.
Enkele weken later kon het stuk direct verkocht worden. Zo
wordt het nu voor de eerste keer via het internet aan de wereld voorgesteld. Teneinde
de rechten van de eigenaar te garanderen wordt hier onder afbeelding 1) enkel
een fragment van de voorpagina van het vier bladzijden tellende aandeel afgebeeld.
Indossementen bevinden zich zowel op de binnenpagina als op de achterkant, die
bovendien ook het nummer van het stuk en het registratienummervan het aandeel
vermeldt.
Tot dusver eiste het stuk van de Amsterdamse Beurs het predikaat "oudste aandeel ter wereld" voor zichzelf op zonder hierin tegengesproken te worden; te koop is het vanaf het begin van de jaren '80 als nadruk met vertaling, uitgegeven door de Beurs van Amsterdam. Ook in de meest uiteenlopende publicaties over de VOC werd steeds het stuk van de Amsterdamse Beurs afgebeeld (o.a. Schmitz, Jakob, Historische Wertpapiere, Econ Verlag 1982, eerste oplage). Een goed voorbeeld hiervoor is eveneens het aanbevelenswaardige boek "EEN EEUW VOL EFFECTEN" van de auteur Prof. Dr. Joh. De Vries, uitgegeven naar aanleiding van de 100ste verjaardag van de Amsterdamse effectenbeurs in het jaar 1976, dat op de voorpagina en op bladzijde 16 het aandeel van de VOC van 8 december 1606 (Kamer Hoorn), en op pagina 18 de eerste effectenkoerslijst toont.
De ontdekking van de zeeweg naar Indië - eertijds de naam voor Indië,
Maleisië en heel Zuidoost-Azië - door de zeevaarder Dom Vasco da Gama
in 1499 legde de basis voor de koloniale hegemonie van Portugal in de Indische
Oceaan. In de volgende 100 jaar werden ca. 200 tochten rond Kaap de Goede Hoop
naar het Oosten ondernomen. Beweegreden was allereerst de specerijenhandel; rond
1600 had men echter nog andere handelsobjecten in het Oosten ontdekt, die een
belangrijkere plaats innamen dan kruiden. Maar ongeveer de helft van alle schepen,
overwegend door Portugezen en Nederlanders uitgestuurd, kwamen terug. Gehinderd
werden de Atlantische expedities vooral door de Ottomaanse Turken, die de West-Europeanen
de toegang tot het oostelijke deel van de Middellandse Zee ontzegden. Ze waren
uiteindelijk ook de oorzaak van de latere samensmeltingen en oprichtingen van
Oost-Indische maatschappijen.
In 1580 verenigden de twee grote zeevaardernaties
Spanje en Portugal zich. De dominantie van de Iberische mogendheden zorgde ervoor
dat voor andere Europese staten de zeeweg naar Azië versperd bleef. De handel
in Aziatische specerijen, vooral peper, was onderworpen aan de door het koningshuis
vastgelegde "contracten", waaraan contracthandelaars (Contradores) zich,
in de vorm van vastgelegde prijzen voor hun waren, moesten houden. Zij verkochten
dan hun waren aan detailhandelaars zoals bijvoorbeeld het in Lissabon gevestigde
Nederlandse handelshuis Cunertorf & Snel, dat op zijn beurt via handelsvertegenwoordigingen
in Antwerpen de Noord-Europese markt bevoorraadde. Grote winsten konden op die
manier echter niet meer behaald worden, de kruiden werden dan ook goedkoper.
Reeds aan het einde van de 16de eeuw besloten Nederlandse kooplieden in verschillende steden de invoer van peper uit Azië zelf in handen te nemen. Ter financiering van de schepen en hun uitrusting ontstonden zogenaamde voorcompagnieën, bv. de Brabantse Compagnie, de Rotterdamse Compagnie, de Compagnie van Verre, die wederom met de Tweede Compagnie in Amsterdam fuseerde en vanaf dan Oude Compagnie genoemd werd. Deze voorcompagnieën rustten binnen nauwelijks enkele jaren 65 schepen uit, verdeeld over 15 vloten, waarvan er tenslotte ca. 50 volgeladen met koopwaar terugkwamen. Ze bevochten de Portugezen, de Engelsen, maar ook elkaar. Het gevolg was een enorme daling van de specerijprijzen. In zoverre waren het vooral economische redenen die de Nederlandse kooplieden ertoe aanzetten om samen te werken; het verstand verlangde een nationale samensmelting.
Op
20 maart 1602 fuseerden op initiatief van de "landsadvocaat" van de
provincie Holland Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619) en de latere gouverneur-generaal
Graaf Johan Maurits van Nassau (1604-1679) de "voorcompagnieën"
van Holland tot een grote maatschappij met als naam Verenigde Oost-Indische Compagnie
(VOC) . De nieuwe maatschappij kreeg van de Staten-Generaal een vrijbrief die
haar soevereiniteitsrechten verleende, die voor de toekomstige ontwikkeling van
groot belang waren.
Deze maatschappij betekent de doorbraak van de eerste
en spoedig beslissend blijkende wereldwijd dominerende grootste handelsvennootschap
van die tijd. De VOC vertoonde reeds fundamentele kenmerken van de moderne naamloze
vennootschap (NV) en gaf daarmee uiteindelijk de aanstoot tot de latere economische
en financiële geschiedenis.
Het
bestuur van de vennootschap was aanvankelijk in handen van zes kamers (vestigingen)
in belangrijke handelssteden: Amsterdam als zwaartepunt, Zeeland, Delft, Rotterdam,
Hoorn en Enkhuizen.
Elke kamer leverde haar eigen bewindhebbers voor het in
totaal 75-koppige algemeen bestuur, waaruit dan het eigenlijke dagelijks bestuur
gekozen werd ("de Heren XVII").
Het
oorspronkelijk bijeengebrachte aandelenkapitaal bedroeg 6.424.588 gulden, een
fenomenale som naar toenmalige verhoudingen.
Doorslaggevend voor het succes
van de kapitaalverwerving was het besluit van de oprichters de inschrijving voor
het brede publiek te openen en de eigenaars van aandelen als vennoten op te nemen.
Zo werden de aandelen , meestal tegen een nominale waarde van 3000 gulden, spoedig
aan de man gebracht. Handel in aandelen was mogelijk, want elke Nederlander kon
ze kopen en ook weer verkopen. Niet de regering van het moederland bepaalde de
koers, maar een onafhankelijke, in winst geïnteresseerde naamloze vennootschap.
De deelnemers (vanaf ca. 1606 aandeelhouders genoemd) moesten het ingetekende
kapitaal in vier termijnen afbetalen, die door de VOC tussen 1603 en 1606 opgenomen
werden.
Voor een gedeeltelijke betaling van de nominale waarde van het aandeel
ontving iedereen die participeerde (aandeelhouder) een betaalbewijs (part), zoals
het ook nog meer dan 100 jaar later gebruikelijk was bij de Engelse East India
Company. Aandelencertificaten die de stand van betaling en bezit aantonen, zoals
we ze vandaag kennen, werden niet uitgegeven, maar in het aandelenregister van
de vennootschap ingeschreven.
De koop en verkoop van aandelen gebeurde door
registratie in het aandelenregister van de VOC op naam van de koper in aanwezigheid
van twee bewindhebbers, die de aandelenoverdracht met hun originele handtekening
bevestigden. Zo werd het Amsterdamse kantoor van de VOC door de handel in eigen
aandelen de "eerste aandelenbeurs" ter wereld.
Het stichtingskapitaal
van de VOC werd, buiten enkele kleine aanpassingen tot uiteindelijk 6.440.200
gulden, nooit verhoogd.
Veeleer voorzag de vennootschap in een accute behoefte
aan kapitaal door de uitgave van obligaties met een looptijd van 3 tot 12 maanden.
Later, vanaf 1655, werd ook kapitaal voor langere termijnen opgenomen, zodat bij
momenten het vreemd vermogen 10 tot 12 miljoen gulden bedroeg.
Het octrooi
(staatsprivilege) verleende de maatschappij uitgebreide rechten, zoals het monopolie
op de handel ten oosten van Kaap de Goede Hoop, in naam van de Staten-Generaal
onderhandelingen te voeren, overeenkomsten en allianties af te sluiten, vestingen
op te richten, gouverneurs te benoemen en het onderhouden van een eigen leger.
Op die manier werd de vennootschap een "staat in de staat", die over
een ongelooflijke commerciële en politieke macht beschikte, volledig soeverein
van de staat, die haar zelfs het privilege verleende een eigen munt te slaan.
Het
Oost-Indische kwartier van de VOC werd in Batavia op Java opgericht, de Portugezen
werden uit Ceylon en Malakka verdreven en in Zuid-Afrika werd de eerste blanke
kolonie opgericht.
Hobhouse, Henry: "Uiteindelijk heerste de VOC over
acht buitenlandse gouvernementen in Amboyna, Banda, Ternate, Macassar, Malakka,
Ceylon, Java en aan Kaap de Goede Hoop. Factorijen stonden in Bengalen, aan de
Koromandelkust, in Surat, Thailand en aan de Perzische Golf. Ten slotte was de
Nederlandse Oost-Indische maatschappij de rijkste onderneming van de wereld; ze
hielp de bloeitijd van de Nederlandse beschaving te financieren: Rembrandt, Vermeer,
Frans Hals, Vondel, Grotius, Spinoza, het wereldwijd grootste uitgeversbedrijf
van de 17de eeuw met talloze, vandaag vergeten en minder belangrijke auteurs en
dichters, al de schilders, architecten en vooral de mecenassen.
Tot haar
ondergang was de VOC heer en meester over 150 handelsschepen, 40 oorlogsschepen,
20.000 zeelieden, 10.000 soldaten en bijna 50.000 burgers in loondienst; daarenboven
speelde ze het klaar dividenden van 40% te genereren. De afgunst van alle rivalen
was verzekerd.
Haar handelswegen verbonden Japan, China, Indië, de Perzische
Golf, Afrika en Europa en al deze landen met Amsterdam.
Aan de Perzische
Golf ruilde ze specerijen tegen zout, in Zanzibar zout tegen kruidnagel, kruidnagel
tegen goud in Indië, in China goud tegen thee en zijde, zijde tegen koper
in Japan, koper tegen specerijen op de Zuidoost-Aziatische eilanden. De hele handel
binnen Azië was haast zo winstgevend als de hoofdactiviteiten tussen het
Oosten en Europa. Prachtig gedijde de maatschappij ondanks de verliezen door piraten
- de gesel van de Chinese Zee - , weersomstandigheden, Europese rivalen, corruptie,
inefficiëntie, diefstal en ziekten. De VOC kende geen scrupules: ze bouwde
monopolies op, vernietigde lokale concurrenten en dreef de prijzen voor de voornaamste
specerijen met 180% de hoogte in."
Tot het midden van de 18de eeuw slaagde
de VOC erin haar dominante positie in economisch en politiek opzicht te behouden,
ze groeide uit tot de grootste monopolistische maatschappij van haar tijd en was
bovendien tot op dat moment de eerste Europese macht in Indië. Na 198 jaar
bestaan werd de vermoedelijk belangrijkste onderneming in de geschiedenis van
de wereldhandel op 31.12.1799 opgeheven. Tengevolge van wanbeheer waren schulden
van 110 miljoen gulden ontstaan, die door de Nederlandse staat overgenomen werden.
Niet enkel de "Verenigde Oost-Indische" heeft als moeder van alle naamloze
vennootschappen geschiedenis gemaakt, maar ook haar aandelen.
Nog voor alle
aandelen verhandeld waren, noteerde de koers 10% tot 15% boven de nominale waarde,
reeds in 1622 lag de koers van het aandeel op 300%, in 1720 op het hoogtepunt
van de speculatie op meer dan 1200%. Toen in 1781 de moeilijkheden van de vennootschap
publiekelijk bekend werden, zakte de koers tot op 25%. Het dividend bedroeg gemiddeld
18% per jaar, het hoogste dividend werd in 1606 met 75% uitgekeerd. De deelnemers
ofte aandeelhouders ontvingen hun dividenden niet regelmatig en niet altijd in
contant geld, maar gedeeltelijk ook in specerijen, obligaties van de maatschappij
of staatsobligaties. Schmitz-Jakob: "Al gauw noemde de volksmond de heren
aandeelhouders "de peperzakken van Amsterdam", een behoorlijke balans
- laat staan een wereldbalans zoals we die vandaag kennen -hebben de aandeelhouders
echter nooit gezien. Na de opheffing van wat eens de machtigste handelsvennootschap
ter wereld was, werd gezegd dat de VOC was Vergaan Onder
Corruptie - althans dat beweerden de Hollanders." (translation : Tom
van Bogaert)
tekst Reinhild Tschöpe
Wij danken Mevr. Tschoepe voor deze informatietekst
Literatuur:
Berdrow,
Wilhelm: Buch berühmter Kaufleute/ Leipzig 1909
Hobhouse, Henry: Fünf
Pflanzen verändern die Welt/ Stuttgart 1987
Moser, A.: Capitalanlage
in Werthpapieren/ Stuttgart 1862
Schmitt, Eberhard - Schleich, Thomas - Beck,
Thomas: Kaufleute als Kolonialherren; Die Handelswelt der Niederländer vom
Kap der Guten Hoffnung bis Nagasaki 1600-1800/ Schriften der Universitätsbibliothek
Bamberg 1988
Schmitz, Jakob: Historische Wertpapiere/ Econ-Verlag Düsseldorf
1986
Spamer, Otto: Illustriertes Handelslexikon/ Leipzig 1876
De Vries,
Joh.: Een eeuw vol Effecten/ Vereniging voor de Effectenhandel 1976
Wagenaar,
Lodewijk: In het kielzog van de VOC/ Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB
Den Haag 1996
Wagenaar, Lodewijk: Galle, VOC-vestiging in Ceylon/ De Bataafsche
Leeuw, Amsterdam 1994