HUGO VAN DER MOLEN'S P.F. van Vlissingen & Co's Katoenfabrieken (Vlisco) Dr. Hugo H. van der Molen -
Wederikweg 114 - 9753 AE Haren, The Netherlands |
P.F. van Vlissingen & Co's Katoenfabrieken (Vlisco)
De oorsprong, in 1802
Het bedrijf dateert oorspronkelijk uit 1802 toen Jan Willem Sutorius zich vanuit het Rijnland aan de oude stadsgracht de Mey in Helmond vestigde en hier een bescheiden textielhanddrukkerij begint. De ligging van het fabriekje aan de gracht was gunstig: De
rivier de Aa zorgde voor het vele water dat de katoendrukkerij
gebruikte en fungeerde als aan- en afvoerkanaal. In Helmond,
al van oudsher een textielstad, waren veel goedkope en geschikte
werkkrachten te vinden.
In 1843 sloot zijn zoon Peter Antonius (1804-1886) een associatie met de Amsterdamse ondernemer Pieter Fentener van Vlissingen (1846-1868). De fabriek richt
zich in die eerste jaren vooral op zakdoeken, dekenkatoen,
spreien, meubelstoffen en sitsen.
In de 19e eeuw was het bedrukken van katoen een zwaar en uitgebreid karwei. De stof moest voor het drukken worden voorbewerkt. De eerste stap was het reinigen van de aangevoerde katoen in de wasserij en de blekerij. Hier werd het doek afgekookt met loog om de vetten te verwijderen en daarna gebleekt met chloor, zodat de gelige kleur verdween. Voor de gezondheid der arbeiders was al dat loog en chloor nogal slecht.
Het begin: 1844-46
Van Vlissingen koopt in 1844 de inventaris en gebouwen van de katoendrukkerij annex blauwververij. In 1846 nam Van Vlissingen de zaak helemaal over, deze kreeg de naam: P. Fentener van Vlissingen & Co. Zijn compagnon was Jan Matthijsen. Doel van het bedrijf was de productie en verkoop van handbedrukt textiel in binnen- en buitenland.
Zakdoeken:
Zakdoek, ontworpen wegens het 150-jarig bestaan der fabriek (bron). |
Vlisco is tegenwoordig (anno 2010) het enige bedrijf in Nederland dat nog echte ouderwetse boerenzakdoeken produceert. Van ouds-her bestaan deze zakdoeken in twee maten: kleine voor in je zak noem je mouchoirs en de grote, voor om je hals of hoofd heten foulards. In het buitenland zie je vaak de op de boerenzakdoek geïnspireerde bandana’s, die meestal iets kleiner van formaat zijn en van dunnere stof gemaakt. De meeste zakdoeken zijn rood, eertijds gekleurd door de wortel van de meekrapplant die vooral in Zeeland gekweekt werd. Ditzelfde rood zie je ook veel terug in Zeeuwse klederdracht. Meekrap is een van de weinige natuurlijke pigmenten die kleurecht blijft. De rode zakdoek was bedoeld voor doordeweeks gebruik. Op zondag droegen de mannen een witte met rode motieven en de vrouwen een helemaal witte zakdoek. Wit met zwart was voor de rouw en wit met donkerblauw voor de halve rouw. De patronen op de zakdoeken zijn allemaal op dezelfde manier opgebouwd: een niet al te drukke symmetrische rand rond een middenvlak vol strooimotiefjes, met soms in het midden een medaillon met een voorstelling. In de randen zijn vaak ranken en guirlandes te vinden, maar ook bloemen, stippeltjes of geometrische motieven. De meeste motieven zijn afkomstig van stoffen die in de 17e eeuw naar Europa kwamen uit het Verre Oosten zoals China, India en Perzië. Voorbeelden daarvan zijn gestileerde lotusbloemen, palmetten en paisley-motieven (gebogen ruppelvormen). Naast de overgebleven oude ontwerpen drukt Vlisco vooral zakdoeken met Nederlandse bezienswaardigheden zoals molens, vissersboten en geveltjes en oranje zakdoeken met de Nederlandse vlag voor sportevenementen. Ook worden er incidenteel zakdoeken gedrukt, zoals voor het 150-jarig bestaan van de fabriek. Gelegenheidszakdoeken maakte men vroeger ook al. Zo is er in één van de talenboeken een zakdoek te vinden ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina als koningin der Nederlanden. Maar er bestaan ook zakdoeken met de eerste vliegtuigen en motorfietsen en met kindertafereeltjes à la Rie Cramer. De productie van de zakdoeken is sinds de 19e eeuw eigenlijk nauwelijks veranderd. Eerst verven ze de katoen egaal rood. Daarna worden de patronen in zwart op grote rollen gedrukt. Er passen drie zakdoeken naast elkaar. Het derde proces is het wegbijten van de kleur op de plaatsen waar de stof wit moet zijn. Deze werkwijze is altijd hetzelfde gebleven, al wordt nu alles met de computer geregeld. |
Coloristen en kunstenaars:
Aanvankelijk kocht de fabriek dessins in Parijs, maar al snel ontstond er een eigen tekenafdeling.
Van Vlissingen en Mathijsen namen ervaren coloristen in dienst uit Duitsland en Frankrijk. Al vrij snel namen ze Jacques Braun aan, uit Mulhouse, die tot 1861 blijft. Zijn opvolger Le Jeune komt uit Parijs en blijft tot 1868, het jaar dat directeur Pieter Fentener van Vlissingen overlijdt. De Zwitserse colorist Hayder werkt dan ook al een tijd bij het bedrijf. Vlisco is ook de eerste fabriek die voor de dessinontwerpen kunstenaars in dienst neemt. Van 1894 tot 1901
is de Art Nouveau kunstenaar Michel Duco Crop verantwoordelijk
voor het ontwerp. Hij ontwierp in die jaren zo’n 25
dessins, vooral voor gordijnstoffen, die hij volgens wiskundige
principes opbouwde uit bloemen, planten en dieren zoals
bijvoorbeeld pauwen en herten. Regelmatig geeft de Helmondse textielfabriek
opdracht aan vooral plaatselijke kunstenaars om stoffen voor
de Afrikaanse markt te ontwerpen. In de jaren negentientwintig waren
dat bijvoorbeeld Thom Posthuma en Jaap Gidding. De socialistische
kunstenaar Thom Posthuma ontwierp ook behang
voor de fabriek Rath en Doodeheefver. In het interbellum was
hij een van de betere ontwerpers op het gebied van wandbekleding,
stoffering en kledingstoffen. Zijn decoratieve ontwerpen
zijn geïnspireerd op de kunst van de Wiener Werkstätte.
Jaap Gidding ontwierp ook het kleed in de centrale hal
van het Tuschinski Theater in Amsterdam. Directeur Jan Fentener van Vlissingen regeerde de
fabriek als een verlicht despoot (van ca. 1923 - ca. 1960) en beschouwde zichzelf zowel
industrieel als artiest. De tekenafdeling was een beetje
zijn kindje en hij mocht zelf ook graag ideeën aandragen voor
stoffen. Een van zijn meest verkochte en beroemde dessins is
de ‘Angelina’, ook wel het ‘sigarenbandje’ genoemd. Daar zijn
heel wat meters stof van gedrukt. Het motief vond hij in een
klein boekje over Koptische kunst. De laatst jaren van de 20e eeuw zijn er stoffen ontworpen
door kunstenaars als Marius Althuizen en Jos Reniers.
ca. 1852: eerste schepen met imitatiebatik naar Oost-Indië
Batikken komt oorspronkelijk uit India. Al in de 13e eeuw werd het principe van deze
wasdruktechniek in Java geïntroduceerd. Het woord batikken
komt ook van het Javaanse (am)batik wat oorspronkelijk
stippelen betekende. Bij het batikken worden de delen van het
doek die ongeverfd moeten blijven met was bedekt. De was
wordt in vloeibare, warme toestand op het doek gesprenkeld.
Als de was is gestold, gaat de doek in een verfbad. Is de verf
droog dan wordt de was verwijderd. Waar de was zat, is de
stof niet gekleurd. Het zeer verfijnde craquelé-effect is typisch
voor de gebatikte stof. Het maken van handgeschilderde batikstof
is zeer tijdrovend en dus kostbaar.
Omstreeks 1852 begon Vlisco met de uitvoer van imitatiebatik (een fabrieksmatige kopie van de Indische Batik) naar het toenmalige Nederlands-Indië, waar grote behoefte bestond aan goedkope gebatikte sarongs, slendangs en hoofddoeken. Een oom van Pieter werkte reeds in Nederlandsch-Indië, wat de zaken vergemakkelijkte. Men wist de motieven van het originele batikwerk zeer goed te imiteren. Het dessin,
inclusief batiklijntjes, wordt op het doek gedrukt door middel
van een grote drukplaat.
Nederlands-Indië was in de negentiende eeuw van vitaal belang, niet alleen voor het bedrijf in Helmond, maar voor de hele Nederlandse katoendrukindustrie. Omdat de Nederlandse bedrijven niet in staat waren tegen de lage prijzen van veel grootschaligere Britse industrie te concurreren, waren zij gedwongen de kwaliteit van hun producten op te voeren. Dit resulteerde in een groot aantal innovaties op het gebied van kleuren en productiemethoden. De Haarlemse katoendrukker Prévinaire (zijn fabriek heette de Haarlemse Katoen Maatschappij (HKM)) ontwikkelde een werkwijze die dichtbij de originele manier van batikken stond. Hij maakte gebruik van een uitsparingstechniek door een lijmlaag op het doek aan te brengen. Na onderdompeling in een verfbad werd er een patroon zichtbaar. Extra kleuren konden vervolgens met behulp van handdrukblokken op het doek worden aangebracht. Door deze werkwijze ontstond er een onregelmatig aderpatroon (batiklijntjes, craqelé) op het doek, dat ook in de originele batiks zichtbaar was. Met name in de jaren zestig van de negentiende eeuw deed Prévinaire goede zaken met zijn wasbatik (in de West-Afrikaanse handel waxprint genoemd). Ook andere producenten slaagden erin deze werkwijze machtig te worden. Zij boekten hun resultaten echter te laat, want al in de jaren zeventig daalde de afzet. Ondanks een korte opleving in de jaren tachtig bleek de daling van de afzet in Indië structureel, waardoor producenten uit moesten wijken naar andere markten.
1869: Vanwege het overlijden van directeur van Vlissingen wordt de Zwitserse colorist Deutsch in 1869 technisch directeur. Men vindt de zonen van de directeuren van Vlissingen en Mathijsen nog te jong.
1873: 2e generatie directeuren
Pieter Fentener van Vlissingen en zijn compagnon Jan Matthijsen hebben elk een oudste zoon met dezelfde naam. Deze Pieter en Jan studeren vanaf 1869 - 1873 chemie in Zürich en worden beiden directeur in 1873. Jongere familieleden, zoals Henri Fentener van Vlissingen en Cor Mathijsen leren het vak alleen in de praktijk
Andere afzetmarkten
Andere afzetmarkten werden steeds beangrijker, want Vlisco ondervond in Indië concurrentie van de lokale producenten, vooral toen dezen van stempeltechnieken ("tjap") gebruik gingen maken. Bovendien beschermde de Nederlandse regering de lokale producenten.
Bij Van Vlissingen besloot men de binnenlandse markt intensiever te gaan bewerken
en op zoek te gaan naar andere afzetmarkten, die onder andere gevonden
werden in Oost- en West-Afrika, Japan, Singapore, Thailand en Birma. Men probeerde
de productie uit te breiden, om tegen lagere kostprijzen te kunnen produceren.
Hierdoor ontwikkelde Van Vlissingen zich tot de grootste katoendrukkerij
van Nederland.
1876: begin met uitvoer van imitatie-batik naar West Afrika.
In Nederlands-Indië werden Afrikaanse KNIL-soldaten ingezet, door de plaatselijke bevolking "Belanda Hitam" genoemd. Tussen 1837 en 1872 keerde een aantal van hen terug naar hun woonplaats rond Fort Almira aan de Goudkust (het kustgebied van het huidige Ghana). Zij namen batikstoffen mee die zich aldaar in een groeiende populariteit mochten verheugen. In 1876 begon Vlisco met de uitvoer van imitatiebatik naar West-Afrika. De Engelse handelaren, die de stoffen verder vermarkten noemde de imitatiebatik "Javaprint", waarnaar tijdens het laatste kwart van de 19e eeuw in West-Afrika grote vraag ontstond.
Van 1894 tot 1901 is de Art Nouveau kunstenaar Michel Duco Crop verantwoordelijk voor het ontwerp. Hij ontwierp in die jaren zo’n 25 dessins, vooral voor gordijnstoffen, die hij volgens wiskundige principes opbouwde uit bloemen, planten en dieren zoals bijvoorbeeld pauwen en herten.
ca . 1900: Rond de eeuwwisseling verkoopt Vlisco de eerste khanga’s aan vrouwen in Kenia, Tanganyika en Zanzibar. Een khanga is een kledingstuk dat per twee werd verkocht: een lap voor om het middel en een voor om het hoofd. Het werd vooral gedragen door Mohammedaanse vrouwen. Het was een goedkoop artikel gedrukt op dunne doek met heldere, levendige kleurendessins die vaak een beetje kinderlijk aandoen. Zo was het duck-dessin erg populair.
1906: introductie van de was-roldrukmachine
In 1906 nam de belangrijkste concurrent van Vlisco, de Haarlemsche Katoen Mij., een wasdrukmachine in gebruik: twee walsen drukken het
patroon in hars snel en nauwkeurig op de stof. Deze lijmdruk raakt beter bekend als wasdruk of waxprint. De machinaal verkregen producten leken sterk op handwerk door hun craquelé. Bovendien kon de stof nog met stempels worden nabewerkt, zodat iedere lap een uniek karakter kreeg. De imitatie-batikstoffen zijn veel gelijkmatiger dan echte batik: het craquelé
is overal hetzelfde en heeft haar grillige karakter verloren.
Maar door de goedkope prijzen vinden deze stoffen toch een
afzetmarkt.
1906-7: de 3e generatie van Vlissingens gaat eerst studeren, aan de Twentsche Textielschool, zoals Jan Fentener van Vlissingen (1893-1978).
3 concurenten:
De Haarlemse Katoen Maatschappij (HKM) had in West Afrika een voorsprong met haar techniek van waxprints en met hun kleurrijke dessins die waren aangepast aan de West-Afrikaanse markt, al bleef men Indische elementen veelvuldig gebruiken. Ze hadden een zgn. "first mover"-voordeel op de concurentie. Een nieuwkomer op de waxprintmarkt was Ankersmit uit Deventer. In 1911 kregen ze het produktieproces onder de knie, maar de Afrikaanse klandizie prefereerde toch de designcollectie van de HKM, die daarom dan ook hogere prijzen kon vragen. Ook P.F. van Vlissingen & Co. had de vervaardiging van waxprints rond ca. 1910 onder de knie.
De Goudkust (Ghana)
Een belangrijk deel
van de Westafrikaanse textielhandel was geconcentreerd aan de Goudkust (Ghana) en hier
nam de welvaart na de kolonialisering toe, o.a. door de teelt van cacao.Waar in de laatste
jaren van de negentiende eeuw over het algemeen minder dan honderd ton katoen door Nederlandse textieldrukkerijen jaar
naar West-Afrika geëxporteerd werd, daar was dit in 1913 al opgelopen tot meer
dan duizend ton.
De waxprints van
Van Vlissingen werden verhandeld door het Britse handelshuis F & A Swanzy. Deze verscheepte de
waxprints van Van Vlissingen vanuit Rotterdam naar bijna dertig verschillende
handelsposten van het bedrijf aan de Goudkust, waar ze vervolgens door Afrikaanse
handelaars werden meegenomen voor verkoop op de markt aan consumenten,
of aan handelaars die ze weer op andere markten verkochten.
Waar de directeur van Ankersmit al in een vroeg
stadium enkele reizen naar de Goudkust maakte, om op de hoogte te geraken van
de wensen van de consument en de manier van verkoop, daar hield Van Vlissingen
zich vast aan zijn rol als producent. Men probeerde Swanzy als opdrachtgever op
zijn wenken te bedienen, maar ondernam zelf geen initiatieven om het product
beter aan te laten sluiten op de wensen van de consument. Pas begin 30-er jaren zou men zich zelf in Afrika ter plekke op de hoogte stellen van de wensen der consumenten.
De 1e wereldoorlog: 1914-18
Doordat de
oorlog een groot deel van de internationale handel lamlegde, probeerden de meeste
katoendrukkerijen te overleven door zich op de thuismarkt te richten. De HKM had zich echter volledig in de productie voor exotische markten gespecialiseerd en
was daarom gedwongen tijdens de oorlog te liquideren. Een doorstart in 1919 onder andere naam ging in 1922 al weer failliet. Uit de inboedel van dit bedrijf kocht Van Vlissingen
een nieuwe lijmdrukmachine en, belangrijker nog: 42 koperen drukrollen met succesvolle
Haarlemse dessins. Daarmee kocht Van Vlissingen feitelijk een deel van
de ‘first mover’ voordelen van de HKM. Door de liquidatie van de HKM werden
Van Vlissingen en Ankersmit de belangrijkste producenten van waxprints. Ankersmit
verruilde in 1918 hun zakenpartner voor Swanzy, dat daarmee
voor beide producenten de belangrijkste afnemer werd en een dominante positie
verkreeg op de waxprintmarkt.
1916: Omzetting van het bedrijf tot een Naamoze Vennootschap
De N.V. P.F. van Vlissingen & Co's Katoenfabrieken werd opgericht bij akte d.d. 11 december 1916 voor den Notaris J.F. van Alphen te Helmond verleden. Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 27 december 1916, no. 49. Het Maatschappelijk Kapitaal was f 3.750.000, verdeeld in 2.500 gewone aandelen à f 500 en 2.500 preferente winstdelende aandelen à f 1.000, waarvan 2.000 gewone en 2.000 preferente winstdelende aandelen geplaatst en volgestort. (NB van de schrijver: dit onder voorbehoud: deze gegevens staan op een specimen-aandeelbewijs uit 1937, maar kunnen in 1916 wel anders hebben gelegen).
1917: Eerste beursnotering gewone aandelen
1920-er jaren: Regelmatig geeft de Helmondse textielfabriek opdracht aan vooral plaatselijke kunstenaars om stoffen voor de Afrikaanse markt te ontwerpen. In de jaren negentientwintig waren dat bijvoorbeeld Thom Posthuma en Jaap Gidding. De socialistische kunstenaar Thom Posthuma ontwierp ook behang voor de fabriek Rath en Doodeheefver. In het interbellum (ca. 1918-1940) was hij een van de betere ontwerpers op het gebied van wandbekleding, stoffering en kledingstoffen. Zijn decoratieve ontwerpen zijn geïnspireerd op de kunst van de Wiener Werkstätte. Jaap Gidding ontwierp ook het kleed in de centrale hal van het Tuschinski Theater in Amsterdam.
Jan Fentener van Vlissingen (1893-1978) wordt directeur
Artistiek van aanleg en opgeleid op de Twentsche Textielschool trad hij in dienst bij het familiebedrijf, waar hij eerst de techniek van het drukken leerde en zich vervolgens stortte op batikdessins. Honderden nieuwe dessins liet hij vervaardigen, met perfectie als enige norm. Vanwege zijn toewijding werd hij nog voor zijn dertigste (dus vóór 1923) in de directie opgenomen. Onder hem werd de export naar West-Afrika een commerciële, maar vooral ook artistieke, voltreffer, waarbij Jans dessinliefde doorslaggevend is geweest. Helmond werd dankzij hem het ‘Parijs van Afrika’. Pas begin jaren 60 stapte hij uit de dagelijkse leiding. Op dat moment telde het bedrijf bijna 4.000 werknemers.
1932: Pas in dat jaar bezocht een functionaris van Vlisco de West-Afrikaanse afzetmarkt. Daarvoor werd de distributie verzorgd door het bedrijf UAC, dat later door Unilever zou worden overgenomen.
1933: Stilstand handel Oost-Indië, start verkoop Afrika
1934: Jan Fentener van Vlissingen (1893-1978) trok in 1934 een
tijd door West-Afrika. Daar bleek dat niet alleen het gebruikte
dessin maar vooral ook de kleurencombinaties belangrijk zijn
bij het succes van een bepaalde stof.. Dat kan regionaal ook nog weer sterk verschillen en zeker anders zijn als in Europa. Blauw kan bv. zwakheid betekenen.
Of het Jan Fentener van Vlissingen op zijn reis al dan niet duidelijk werd is mij niet bekend, maar in de literatuur lees ik wel dat diverse kledingdessins aan de vrouwen gelegenheid boden kenbaar te maken wat meestal onuitgesproken blijft.
Kledingdessins als middel voor vrouwen om te communiceren wat met woorden niet gezegd kon worden. De bedrukte katoenstoffen hadden vaak een communicatieve functie waardoor vrouwen het "niet gezegde" toch konden communiceren. Zo vertelt een vrouw uit Helmond (Marnel) anno 2010: "m'n dochter heeft in Eindhoven bij een dochter van een ontwerper bij Vlisco op school gezeten. Van haar heb ik het verhaal dat veel doeken een diepere betekenis hebben. Bv. er is een speciaal ontwerp waarmee vrouwen kunnen laten zien aan hun dorp dat hun man "vreemd is gegaan" ". Ingelie Vermeulen schrijft er het volgende over. Een dessin verlaat de Vlisco-fabriek met een nummer. De‘mammies’, lokale vrouwelijke handelaren, geven de stof een naam. De namen van de waxprints verwijzen naar personen en gebeurtenissen in het dagelijks leven. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld ‘Kom naar mijn slaapkamer op je sandalen’, ‘Het brein van Kofi Anan’ en ‘Het oog van mijn rivale’. Van een speciale groep stoffen wordt de naam gekoppeld aan lokale spreekwoorden en gezegden. Deze dessins bieden de mogelijkheid kenbaar te maken wat meestal onuitgesproken blijft. Ze geven een stem aan vrouwen die lang niet altijd de mogelijkheid hebben zich in het openbaar uit te spreken. Door het dragen van een waxprint kan de drager waarschuwen, beledigen, klagen, kleineren maar ook troosten. De inventiviteit en originaliteit van de Nederlandse ontwerpen wordt in Afrika nog steeds gewaardeerd. Het scala van dessins is enorm: van abstracte kleurrijke patronen tot afbeeldingen van moderne voorwerpen als rollerskates en auto-onderdelen. Een voorbeeld daarvan is het dessin Six Bougies, dat in 1940 is ontworpen naar een idee van Nogueira, de Portugese agent in Belgisch Kongo. De stof is al in de oorlog gedrukt, maar pas verscheept tegen het einde van 1945. Six Bougies valt op dat moment in een volledig opgedroogde markt en kent een onmiddellijk succes. Het ontwerp is symbolisch: iemand die rijk is kan het zich veroorloven in een zescilinder auto te rijden. In de volksmond krijgt het dessin echter een geheel andere betekenis. De dame in het midden van het doek zou van wanten weten en zes mannen ‘aankunnen’. Een ander zeer geliefd dessin in Belgisch Kongo was Zoba Zoba wat stukjes betekent. Het is samengesteld uit verschillende, meestal bekende, dessins. Met zo’n jurk gaf de draagster aan dat zij alle daarin verwerkte dessins in haar bezit had. De vrouwen gebruikten de Zoba Zoba als wandelende toonkamer. |
‘Kom naar mijn slaapkamer op je sandalen.’ Foto Museum Volkenkunde, Leiden. |
1940-45: de oorlogsperiode
De Tweede Wereldoorlog veroorzaakte een einde aan het contact met de overzeese afzetmarkten. Wel werd er tijd besteed aan productontwikkeling en onderzoek. Met name de kennis van kleurstoffen nam sterk toe.
1946: vanaf dat jaar (na de 2e wereldoorlog) maken de stoffen van Vlisco deel uit van de Afrikaanse cultuur.
1953: Een barre uiting van onverschilligheid jegens de stad Helmond (althans naar mening van Jef de Jager) was het optrekken in 1953 van een kolossaal fabriekspand in de kasteeltuin, dat het fraaie middeleeuwse kasteel overvleugelde.
Hein Fentener van Vlissingen (1921-1994)
Fentener van Vlissingen bracht zijn jeugd door in Helmond. Vervolgens bezocht hij een Zwitserse school. In 1946 vertrok hij naar de Verenigde Staten, waar hij uiteindelijk sergeant werd. In 1953 zou hij in New York tot Amerikaans staatsburger zijn genaturaliseerd. Begin jaren '50 keerde hij naar Nederland terug waar hij directeur werd bij het familiebedrijf. De directie bestond indertijd uit de twee textielfabrikantenbroers Jan en Piet Fentener van Vlissingen. Hun neef Hein wilde als directeur meer invloed, en wilde de arbeiders invloed geven door hen aandelen te geven. De rest van de directie was hier op tegen en kocht Hein uit. Zo werd hij multimiljonair. Zijn kapitaal gebruikte hij vervolgens om binnen een jaar een groot aandelenpakket te vergaren. Daardoor ontstond een conflict tussen Hein en Jan, waarbij persoonlijke belangen, familiebelangen en aandeelhoudersbelangen met elkaar botsten. De kranten deden destijds uitgebreid verslag van dit conflict. Hein Fentener van Vlissingen besloot tot een vijandelijke overname en kreeg uiteindelijk de Rotterdamse industrieel Bonda aan zijn zijde. Deze bracht vervolgens via de bank Teixeira de Mattos anoniem een hoog bod uit op alle aandelen van de NV. Daardoor kregen Hein en Bonda samen meer dan 40% van de aandelen van de NV in handen. Unilever, de moeder van het concern, greep in en bood bijzonder hoog op alle aandelen van Bonda. Deze koos eieren voor zijn geld en verkocht meteen aan Unilever. Wat later ging ook Hein overstag en deed zijn aandelen over aan Unilever. Daardoor kreeg Unilever de bepalende stem in de aandeelhoudersvergadering en dat zou nog lang zo blijven. Het liep bijzonder slecht af met de als excentriek bekend staande Hein, zowel privé als zakelijk, zoals U op Wikipedia kunt lezen.
1963: vanaf die tijd wordt de text "real Dutch wax" wordt op de stoffen meegedrukt in de randen, ter onderscheiding van goedkopere namaak.
1964: In dit jaar kwam een fusie tot stand tussen de N.V. P.F. van Vlissingen & Co's Katoenfabrieken, Ankersmit's Textielfabrieken en de N.V. Stoomweverij Nijverheid. Deze werd afgedwongen door Unilever. De combinatie ging Texoprint heten en werd beursgenoteerd.
1969: Fusie Hatéma-Texoprint, entree interieurproducten
1970: In 1970 werd de naam "Vlisco" ingevoerd - van J.P. Fentener van Vlissingen & Co -
1972: In dit jaar ging Texoprint op in de houdstermaatschappij Gamma Holding N.V.
1981: In dat jaar stopte men met het produceren van stoffen voor de Europese markt.
De laatst jaren van de 20e eeuw zijn er stoffen ontworpen door kunstenaars als Marius Althuizen en Jos Reniers. Als jongeman met detailhandelsschool en wat werkervaring, stapte Jos Reniers met een map tekeningen onder zijn arm bij Vlisco binnen. Binnen een half jaar mocht hij zijn eigen stoffen ontwerpen en wist hij de smaak van de Afrikanen te raken.
1990: Entree technisch textiel door overname van Ammeraal, DWL (1990) en Bekaert
1993: Aangezien de arbeidskosten stegen werd verdere mechanisatie overwogen en er werd ( in 19..?) een textieldrukmachine ontwikkeld die het handstempelen verving. De productiesnelheid vertwintigvoudigde hiermee. In 1993 werd de laatste handgestempelde doek afgeleverd.
1999:
Versterking industriële sector door acquisitie Verseidag
2001: Voltooiing verkoop interieurproducten en acquisitie Madison Filter Group
2003: Overname van Crosible Inc., Green Belting Industries en Burgmann Protection Group
2005:
Versterking positie in opkomende markten door overnames Telartex (Mexico), Lörincz Kft. (Hongarije), Toho Filter Media Ltd. (Japan) en Mapelli (Italië)2004
Verdere versterking industriële sector via nieuwe technologieën (Biscor, PTFE) en
voorwaartse integratie (Fraser, D4)
2006
Sinds 2006 is het assortiment met Vlisco Fashion en accessoires uitgebreid, heeft Vlisco in West-Afrika een aantal Flagshipstores en Vlisco boutiques ontwikkeld en worden alle activiteiten aangestuurd door een merkgedreven strategie.
Overname van Barimex B (Polen) en Filtaflo (Zuid-Afrika)
Discontinued operations: Car Fabrics en Ames Europe
2007
Acquisitie uni-chains A/S in Denemarken (Belting) en Kirin in Singapore (Filtration)
Voltooiing verkoop Car Fabrics, Verkoop decoratietextiel (Sleep Care Fabrics)
2008
Acquisitie Crosible Filtration Ltd. in Canada (Filtration)
2009
Verkoop van Verseidag Indutex en Verseidag Ballistic Protection
2010:
In 2010 heeft Gamma Holding de Vlisco Groep uit geldnood voor € 118 miljoen verkocht aan Actis, een Engelse private equity firma. De opbrengst wordt gebruikt voor schuldreductie.
2011: Om Vlisco weer met winst te kunnen doorverkopen kreeg directeur Hans Ouwendijk in 2011 opdracht de omzet van € 169 mln. te verdubbelen, maar in 2014 stagneerde die omzet op € 272 mln. Daarop besloot men het verkoopproces tijdelijk te staken.
2015: Om het inmiddels verlies lijdende bedrijf te redden werd in september 2015 de 68-jarige Brit David Suddens benoemd tot opvolger van Ouwendijk. Hij kondigt in oktober al drastische maatregelen aan, die noodzakelijk zijn om te overleven. De hoofdontwerper is dan al op eigen initiatief vertrokken. In de produktie gaan 200 banen verloren en een groot deel van het management moet ook het veld ruimen.
Wordt vervolgd !
Aandelen van het bedrijf, die momenteel hier te koop zijn:
Onderstaande stukken zijn alle zeer zeldzame SPECIMEN uit de archieven van drukkerij De Bussy te A'dam. Afmetingen: ca. 25 x 33 cm.
1937: Preferent Winstdelend Aandeel aan toonder, groot Fl 1000, met facsimile handtekening van commissaris S. (?) Fentener van Vlissingen, groene sierrand; 1 lichte horizontale vouw, bovenrand: iets bruin verkleurd en div. lichte kreukels; prijs € 50.
1941: Bewijs van Gewoon Aandeel aan toonder, groot Fl 500, met facsimile handtekening van commissaris Karel F. Overhoff; bruin-gele sierrand; 1 lichte horizontale vouw; prijs € 50.
z.j., maar na de statutenwijziging van 1949: Bewijs van Gewoon Aandeel groot Fl 500, met facsimile handtekening van directeur J. (=Jan) Fentener van Vlissingen, bruin-gele sierrand, 1 horizontale vouw; prijs € 50.
1960: |
Vlisco-museum
De Stichting Pieter Fentener van Vlissingen (Vliscomuseum) is sinds 1961 een combinatie van museum, bibliotheek en bedrijfsarchief van de firma Vlisco B.V. te Helmond. De Stichting beheert een groot aantal stofstalen, boeken, kledingstukken, handdrukstempels, archieven en andere aan de productie van bedrukte textiel gerelateerde voorwerpen. Het meest waardevolle deel van deze collectie bestaat uit meer dan 13.300 objecten en omvat een periode van midden zeventiende eeuw tot midden twintigste eeuw. Dit deel van de collectie is in 1982 gefotografeerd. De negatieven uit die tijd zijn nu gedigitaliseerd en opgenomen in het Geheugen van Nederland. Op de site van de stichting kunt U digitaal zoeken of bladeren in deze enorme collectie, waarvan nevenstaand object er één is. De eigenaardigheden van die rijke culturen, bijzondere handelsnetwerken en etnische verscheidenheid zijn voor Vlisco nog steeds een bron van inspiratie, aanleiding voor de totstandbrenging van een reusachtige en gevarieerde collectie aansprekende dessins met grote kleurkracht; Design in optima forma. |
Bronnen:
- Financiëel Dagblad, 29-10-2010; 28-10-2015
- Gamma Holding website
- Hakfoort, C., Laboratoria als Werkplaatsen van Wetenschap en Techniek, Tijdschrift voor Geschiedenis der Geneeskunde, Natuurwetenschappen, Wiskunde en Techniek, Jrg. 9, no. 4, 1986
- Ingenbleek, Paul, Marketing als bedrijfshistorische invalshoek: de case van Vlisco in West-Afrika, 1900-1996, hoofdstuk IX in het NEHA-Jaarboek 1997, p. 258-284.
- Jager, Jef de, Helmondse Held: Jan Fentener van Vlissingen
- Stichting Pieter Fentener van Vlissingen (Vliscomuseum), d.d. 31-10-2010
- Vermeulen, Ingelies, Van boerenzakdoek tot Afrikaanse mode; kleurrijke wereldstoffen van Vlisco, Handwerken zonder grenzen, nr 146, p. 26-31, 2007 of -8, of -9 of -10.
- Wikipedia, pagina over Vlisco, d.d. 30-10-2010
- Wikipedia over Hein Fentener van Vlissingen, d.d. 30-10-2010
Interessante links:
Julius Holland wax prints
Tentoonstellingen:
-----
n.a.v. Vlisco's 170-jarige bestaan: september 2016 in het gemeentemuseum in Helmond.
----- (Tot 6 mei 2012 was er een mooie tentoonstelling over de geschiedenis van Vlisco-stoffen in het Museum voor Moderne Kunst te Arnhem).
You are here: home - scripophily - search by activity - textile - P.F van Vlissingen & Co's Katoenfabrieken (Vlisco)
.